De Inpassingsvisie A20 is een belangrijk document binnen het project A20 Nieuwerkerk aan den IJssel-Gouda. Het doel: zorgen dat de ruimtelijke kwaliteit van het gebied tijdens en na de werkzaamheden zo goed mogelijk is. Wat staat er zoal in de visie en hoe is deze tot stand gekomen? We vragen het aan manager planproducten Ellen Kuiper van Rijkswaterstaat.
“Met de inpassingsvisie waarborgen we de ruimtelijke kwaliteit tijdens alle projectfasen voor de wegverbreding”, vertelt Ellen Kuiper. “Ruimtelijke kwaliteit zien we heel breed. Hier valt bijvoorbeeld belevingswaarde onder: het zorgen voor aantrekkelijke beelden voor weggebruikers en mensen die in de omgeving wonen door een zorgvuldige vormgeving en inpassing van de weg. Maar ook gebruikswaarde: het realiseren van multifunctionele oplossingen die meerdere doelen dienen. Tot slot valt toekomstwaarde – het realiseren van robuuste, duurzame oplossingen – onder ruimtelijke kwaliteit. Met de inpassingsvisie zorgen we ervoor dat de balans tussen belevingswaarde, toekomstwaarde en gebruikswaarde van het gebied goed blijft: van de verkenning tot aan de realisatie.”
Het wegontwerp wordt tijdens de looptijd van het project steeds gedetailleerder. De inpassingsvisie groeit daarin mee en wordt ook steeds specifieker. Ze vormt de basis voor het zogeheten Vormgevings- en Inpassingsplan (VIP). Kuiper: “Dit legt heel gedetailleerd het ruimtebeslag vast voor de vormgeving en inpassing van de verbrede weg in de omgeving. De inpassingsvisie en het VIP leggen ook het fundament voor het Esthetisch Programma van Eisen (EPvE). In dit contractdocument staan straks eisen op het gebied van de ruimtelijke kwaliteit waaraan de aannemer bij de realisatie van het project moet voldoen. Denk aan vormgevingseisen voor kunstwerken als viaducten en bruggen, wegonderdelen en voor landschappelijke elementen zoals de bermen en de beplantingen langs de weg.”
Wat staat er in de visie?
De inpassingsvisie bevat een analyse van de huidige situatie en toekomstige ontwikkelingen van de A20 tussen Nieuwerkerk aan den IJssel en Gouda en de omgeving van de weg. Zowel kwaliteiten als knelpunten komen hierbij aan de orde. “Een kwaliteit is bijvoorbeeld de drie karakters van de weg: Passage Nieuwerkerk aan den IJssel, Laan door de Zuidplaspolder en de Groene Bogen”, zegt Kuiper. “Deze drie landschappen zorgen voor variatie, waarbij er steeds ook veel ruimte is voor groen en bomen in de bermen. Als knelpunt noemt de inpassingsvisie onder andere dat het bestaande wegontwerp te weinig bijdraagt aan biodiversiteit, klimaatadaptatie en het opwekken van duurzame energie. Dat proberen we tijdens het huidige project te verbeteren.”
Op basis van de analyse is een inpassingsvisie geformuleerd onder het overkoepelende motto: ‘De A20: een groenblauwe corridor in een transformerende droogmakerij’ (polder). De visie formuleert eisen om de eenheid in het gebied te versterken en bij te dragen aan een duurzame leefomgeving. Maar ook om te komen tot een samenhangend groenblauw snelweglandschap. Dit resulteert in concrete voorstellen als het zorgen voor een waterrijke inrichting langs de laaggelegen delen van de weg, die langs de randen overgaat in de natte natuurgebieden in de omgeving. Maar bijvoorbeeld ook in suggesties als meer variatie in soorten bij de beplanting en het doortrekken van het landschap onder de weg door.
Input van de omgeving
Architectenbureaus Feddes/Olthof en Next maakten de inpassingsvisie voor het project A20 Nieuwerkerk aan den IJssel-Gouda. De bureaus hadden voor het opstellen van de visie informatie nodig over de kenmerken van het gebied. Daarom organiseerden ze verschillende digitale werksessies met bestuurlijke partijen uit de omgeving. Denk aan de Provincie Zuid-Holland, gemeenten en het hoogheemraadschap. Verder zijn ook ProRail en de interne wegbeheerder van Rijkswaterstaat betrokken. Op basis van alle verzamelde informatie schreven de bureaus de inpassingsvisie. “Alle betrokken partijen hebben het rapport mogen aanvullen en hebben het daarna goedgekeurd”, schetst Kuiper. “De omgeving heeft dus aan het begin en aan het eind van het opstellen van de inpassingsvisie bijgedragen aan het document. Daarmee is het een gezamenlijke visie geworden, en niet alleen de visie van Rijkswaterstaat.”