Tauw onderzocht de afgelopen jaren, met behulp van al bestaande informatie en veldonderzoeken, of beschermde diersoorten voorkomen in de omgeving van de A20. ‘In de Wet Natuurbescherming is namelijk bepaald dat het verstoren van dieren niet zonder ontheffing mag’, aldus Ellen Kuiper, manager Planproducten. ‘Of dit ook echt nodig is, hangt af van de precieze werkzaamheden die het project gaat uitvoeren. Alleen als we bij de watergangen werken, zijn er bijvoorbeeld ontheffingen nodig vanwege de waterspitsmuis. En bij gebouwen of tuinen zijn er wellicht maatregelen nodig voor huismussen.’ Het uitgangspunt bij de maatregelen en ontheffingen is volgens Kuiper altijd het voorkomen van verstoring of vernieling van het leefgebied van de beschermde diersoort. ‘Als dat echt niet lukt, bekijken we welke maatregelen de effecten voor de diersoorten zo beperkt mogelijk houden, zoals werken buiten het broedseizoen.’
Broedvogels
‘En als de uitvoering van het project nadert, moeten we aanvullend onderzoek doen naar algemene broedvogels’, aldus Kuiper. ‘Bijvoorbeeld de merel, de wilde eend en de meerkoet.’ Daar gelden andere regels voor dan voor de beschermde soorten.
In de komende planuitwerkingsfase verricht Rijkswaterstaat nog weinig werkzaamheden waarvoor maatregelen of ontheffingen nodig zijn. Kuiper: ‘In de realisatiefase vinden de meeste werkzaamheden en daarmee ook verstoringen plaats. Dan vragen we dus de meeste ontheffingen aan.’
Benieuwd naar het onderzoek? Lees hier het complete rapport van Bureau Tauw.