Die voorwaarden noemen we condities; en rekening houden met die condities heet conditionering. Dit is het vakgebied van Marcel Schaaij en Jordy Groos. Zij leggen uit waarom hun werk voor de verbreding van de A20 belangrijk is.
’Conditionering kent twee fasen’, vertelt Marcel, projectleider Conditionering. ‘In de eerste fase doen we bureauonderzoek. We bekijken vanachter ons bureau wat we over het gebied te weten kunnen komen. Pas wanneer we dat in kaart hebben, trekken we onze laarzen aan voor de tweede fase: het veldonderzoek.’
Oorlogsresten
‘Bureauonderzoek is een onmisbare fase van de conditionering’, legt Marcel uit. ‘Rijkswaterstaat wil zoveel mogelijk overlast voorkomen. Een project begint niet met het graven van gaten, maar met grondig bureauonderzoek samen met een ingenieursbureau. Door de uitkomsten weten we vrij precies waarmee we rekening moeten houden. Met ontplofbare oorlogsresten, bijvoorbeeld.’
Marcel vervolgt: ‘We weten door bureauonderzoek dat er tijdens de Tweede Wereldoorlog in de kruising van de A20 met de spoorlijnen veel bommen zijn gevallen. Bovendien lag er bij de Vijfde Tochtweg een Duitse verdedigingslinie. Als we op munitie stuiten, moeten we het project mogelijk anders ontwerpen. Dus zoeken we dat vooraf goed uit.’
Boren naar oude beschavingen
Rijkswaterstaat doet ook onderzoek ter plaatse. ´Bij de verbreding van de A20 komen alle soorten veldonderzoek voorbij’, zegt Marcel. ´Naast onderzoek naar oorlogsresten doen we vooral milieukundig en archeologisch onderzoek. Op sommige plaatsen controleren we de exacte ligging van kabels en leidingen. Hoe meer we weten, hoe beter je er rekening mee kunt houden in je wegontwerp. Resultaten van de onderzoeken belanden ook in het Projectbesluit, dat onderdeel is van het uiteindelijke bestemmingsplan. Belangrijk werk dus.’
Onderzoeken combineren
Verkennende booronderzoeken zijn nodig voor milieukundige en archeologische onderzoeken, en waarschijnlijk ook voor de oorlogsresten. Mogelijk zijn er zelfs meerdere rondes nodig. Om het onderzoek te mogen doen vragen we toestemming van de grondeigenaren. Gelukkig komt er in de eerste ronde van het archeologisch onderzoek geen zwaar materieel aan te pas.
Jordy Groos, adviseur Omgeving: ´Afhankelijk van de uitkomsten van het bureauonderzoek plannen we vervolgstappen in. Nu is het daarvoor nog te vroeg. Maar straks proberen we onderzoeken te combineren. Dan hoeven grondeigenaren niet onnodig vaak hun terrein open te stellen. En moeten we tóch eens met een machine hun terrein op, dan kiezen we daarvoor materieel dat de minste overlast geeft.’
Marcel: ‘We denken bovendien goed na over de plek en het moment van het onderzoek. Als het kan, doen we onderzoek in de berm naast de A20 in plaats van erop. Moeten we wél op de snelweg zijn, dan doen we dat ´s nachts. Kortom: we werken zorgvuldig. We willen de maatschappij vooruit helpen; niet tot last zijn.´