Een deel van het A20-projectgebied werd in de Tweede Wereldoorlog zwaar onder vuur genomen. De geallieerden bombardeerden de Groene Brug meermaals om bevoorrading van Duitse troepen aan de kust te voorkomen. De kans bestaat dat sommige bommen destijds niet zijn afgegaan. ‘Als we het gebied straks overdragen aan de aannemer, willen we natuurlijk zeker weten dat er veilig kan worden gewerkt. En de bommen kunnen ook gevolgen hebben voor het wegontwerp’, aldus projectleider Conditionering Jordy Groos. ‘Daarom voeren we in maart en april op diverse plekken werkzaamheden uit, met name bij de Middelweg. Door werkzaamheden van het hoogheemraadschap kan het terrein daar straks namelijk langdurig niet worden onderzocht. We gaan ook aan de slag in de buurt van de Groene Brug. Het wegverkeer op de A20 heeft hier overigens geen last van.’
500 verdachte objecten
Veldonderzoek naar ontplofbare oorlogsresten begint met oppervlaktedetectie. Dit onderzoek is in het A20-projectgebied inmiddels grotendeels uitgevoerd. Met oppervlaktedetectie wordt de grond tot 4 meter diep gescand op metaalobjecten. ‘Op sommige plekken zal de aannemer straks ook dieper in de grond gaan werken, bijvoorbeeld om palen te slaan’, aldus Groos. ‘Daar doen we dan ook uitgebreider onderzoek, tot 10 meter diep. Als er iets gedetecteerd wordt, weten we nog niet zeker wat het is. De teller staat nu op ruim 500 verdachte objecten, verspreid over verschillende percelen.’ Een groot deel van deze verdachte objecten wordt de komende tijd door experts benaderd, oftewel opgegraven. Groos: ‘Daarbij moeten we onder andere rekening houden met planning, het broedseizoen en beschermde diersoorten in het projectgebied. Een behoorlijke puzzel dus.’
Historische waarde
Tegelijk met de onderzoeken naar ontplofbare oorlogsresten vindt er in het projectgebied ook archeologisch onderzoek plaats. ‘In de ondergrond van Gouda richting het westen liggen rivierbeddingen van vele tienduizenden jaren oud,’ legt archeoloog Boudewijn Goudswaard uit. ‘De rivieren die hier vroeger liepen, waren in de Steentijd populaire plekken om aan te wonen. De landbouwgrond was goed en een rivier bood goede transportmogelijkheden. ‘Mogelijk liggen er nog resten van die bewoning in de bodem. Denk bijvoorbeeld aan vuurstenen gereedschap, maar ook sporen van hutten of begravingen.’ Groos vult aan: ‘Omdat we dit nog niet zeker weten, gaan we dit voorjaar én na de zomer met boringen na of er resten van die kampementen in de grond zitten. Alles wat duidt op menselijk leven, kan archeologische waarde hebben.’ In rasters worden nu grondboringen uitgevoerd, waarna de grond naar een onderzoekslab wordt gestuurd. Als dat leidt tot interessante resultaten, dan wordt bekeken of de restanten in de bodem bewaard kunnen blijven. Het kan ook zijn dat ze moeten worden opgegraven, omdat ze anders kapot kunnen gaan tijdens de werkzaamheden aan de A20.’
Veiligheid voorop
Groos legt uit dat de gebieden voor beide soorten onderzoek met elkaar overlappen. ‘Er bestaat dus een kans dat we tijdens archeologisch onderzoek ook stuiten op mogelijke ontplofbare oorlogsresten. Daarom worden de archeologische boringen op een aantal locaties begeleid door oorlogsrestenexperts. Veiligheid staat immers altijd voorop.’